De »Actie 3«
Sfeer van volksfeest, vertrapte voortuinen
In november 1941 werd de »confiscatie van bezittingen« van de gedeporteerde Joodse bevolking officieel »geregeld« door het Ministerie van Financiën van het Reich. De inbeslagname en »realisatie« van bezittingen in het hele Reich werd uitgevoerd in nauwe samenwerking tussen belastingambtenaren en de Gestapo en met de betrokkenheid van gemeentebesturen, vastgoedbeheerders, deurwaarders, bankmedewerkers, veilingmeesters en expediteurs.
Deze maatregelen kregen de schuilnaam »Aktion 3«. De inkomsten uit de »realisatie« van de inventaris die in de flats was achtergelaten en het verzamelen van de overgebleven bezittingen worden geschat op ongeveer 778 miljoen Reichsmark.
Maar zelfs vóór 1941 waren er al talrijke plunderingen geweest, bijvoorbeeld tijdens de Reichspogromnacht in 1938. In 1940 vonden de eerste regionale deportaties en »utilisaties« plaats in de »Gau Baden-Elsass«, een »modelexperiment« vanuit het oogpunt van het naziregime, dat volledig in overeenstemming was met zijn bedoelingen. Er waren geen grote protesten tegen de deportatie van Joodse buren en er was veel belangstelling voor het »gebruik« van hun eigendommen.
De politiefotograaf van Lörrach in Baden nam foto’s van Joodse eigendommen die in oktober 1940 werden geveild. Ze laten een feestelijke sfeer zien. In de nasleep waren er klachten uit de buurt over vertrapte voortuinen - de menigte was zo groot.
Henning Bleyl